Goudvink juli/augustus/september (Wil de Veer)

Goudvink (pyrrhula pyrrhula)
Deze keer besteden we aandacht aan de goudvink. De betekenis van de wetenschappelijke naam is: de vuurrode. We onderscheiden bij de goudvink twee ondersoorten. De Noord-Europese vorm komt tijdens de wintertrek naar ons land en is aanmerkelijker groter en kleurrijker dan de in ons land tijdens de broedperiode voorkomende vorm. Het verschil in kleur is wat moeilijker te onderscheiden, maar het geluid is duidelijk verschillend. De Noordse goudvink maakt een geluid lijkend op het geluid van een gedempte trompet.
De goudvink leeft anders dan andere vinken niet in grote groepen maar in paren of kleine groepjes.

De goudvink werd in 1555 door de Zwitserse natuuronderzoeker Conrad Gesner beschreven in zijn werk Historiae animalium. Hij hanteerde de naam pyrrhula, een latinisering van purrhoulas, een door Aristoteles gebezigde naam die 'worm etende vogel' betekent.
De Zweedse natuuronderzoeker Carl Von Linne (Caralos Linnaeus) die leefde van 1707 tot 1778 is schrijver van het boekwerk "Systema Naturea" (eerste druk 1735). Hierin is vastgelegd wat de naam van een vogel is. In 1758 publiceerde Carlalos Linnaeus in Systema naturae de wetenschappelijke naam Loxia pyrrhula voor de goudvink. Hiermee schaarde hij de soort onder hetzelfde geslacht als de kruisbek (Loxia curvirostra).
Nederlandse volksnamen van de goudvink zijn o.a.: bloedvink, bloodvinke, kleine goudvink en roodvink.
Nederlandse namen van de Noordse variant zijn o.a.: trompetvink, grote goudvink en dubbele goudvink.

Fringillidae (vinken): Zaadeters met conische, korte dikke snavel. De goudvink is een zangvogel uit deze familie en komt voor in Europa en de gematigde delen van Azië.

Net als alle andere vogels die van nature in het wild in Nederland voorkomen zijn goudvinken beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn. De bescherming van deze soort is in Nederland geregeld in de Wet natuurbescherming (ingaande 1 januari 2017). Deze nieuwe wet vervangt drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Met één wet en minder regels wordt het makkelijker om de wet toe te passen.

De goudvink is beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn en de Wet natuurbescherming. Voor deze soort zijn in Nederland geen Natura 2000-gebieden aangewezen.
De Staat van Instandhouding van de goudvink als broedvogel in Nederland is gunstig.
De Staat van Instandhouding van de goudvink als niet-broedvogel in Nederland is gunstig.



Herkenning
Grootte: de goudvink is ongeveer 15,5-17,5 cm groot, met een spanwijdte van 22-26 centimeter en een gewicht van 21-27 gram. Het is een nogal grote, compacte plompe vink met brede “stierennek” en opvallend verenkleed. Zowel het mannetje als het vrouwtje heeft een zwarte kap. Het mannetje heeft opvallende helderrood/roze buik en wangen. Het vrouwtje is onopvallender beige grijs gekleurd. Beide hebben een donkere staart, een witte stuit en vleugels met opvallende witte vleugelstreep en heeft een korte, zware, dikke, zwarte snavel. Juveniel lijkt op het vrouwtje maar met grijsbruine kop, zonder de zwarte kap. Wat mij opviel is dat toen ik foto’s van een juveniel publiceerde ik veel vragen kreeg wat voor een vogel dit was. Veel vogelaars en fotografen hadden nog nooit een juveniel goudvink gezien.
De vlucht van de goudvink is snel en golvend. De zang is een mengeling van zachte melancholische fluittonen. Kenmerkend is de laag, weemoedig, dalende contactroep die steeds herhaald wordt.
De soort heeft een onopvallend gedrag wat waarnemen niet altijd makkelijk maakt. Ze worden meer gehoord dan gezien.

 


Voorkomen
Aantal broedparen in Nederland*: 9000-11.000 (2013-2015); 7000-9000 (1998-2000).
Geschat maximum winter: 20.000-30.000 (2013-2015).
Goudvinken zijn standvogel en kom je tegen in oude en jonge naaldbossen, gemengde bossen, loofbossen, parken en in grote tuinen met veel variatie en ondergroei. In de ondergroei maken ze hun nest.
Voedsel bestaat uit diverse zaden en knoppen; in de zomer worden ook insecten gegeten. De jongen krijgen ook zaden en insecten, deze laatste zijn van vitaal belang voor de jongen, te eten. De zaden worden gehaald uit de bessen van o.a. meidoorn, liguster, kamperfoelie, braam en bitterzoet, en zaden van kruidensoorten als meidoorn, liguster, kamperfoelie, braam en bitterzoet. In boomgaarden wordt een goudvink door fruittelers niet graag gezien. Ze eten namelijk in groot tempo de scheuten/knoppen van de fruitbomen op.


Broeden en nestelen
Goudvinken hebben een gevarieerde biotoopkeus. Ze nestelen zowel in moerasbos als in droge bossen, heggen, parken, in jonge sparrenaanplant (kerstboom percelen) of bos met een dichte struikachtige onder begroeiing. Lokaal komen ze ook in grote tuinen voor. Landelijk gezien lijken de aantallen stabiel.
Broedt van eind april tot in mei. Heeft meestal twee, soms drie, broedsels van 4-5 eieren. Broedduur 12-14 dagen en alleen het vrouwtje broedt. Zij maakt ook het nest van fijne takjes, mos en bladeren met een binnenste kom van wortels en haar. De jongen zitten 12-18 dagen op het nest en zijn 2-3 weken na het uitvliegen zelfstandig.

 

Buiten broedtijd
Goudvinken uit Nederland trekken nauwelijks maar buiten de broedtijd zwerven ze wel rond op zoek naar voedsel. In Nederland overwinteren goudvinken uit oostelijker en noordelijker gelegen landen. Vooral in Oost-Nederland is in er tussen half oktober en half november wat doortrek waar te nemen van vogels uit Duitsland en Scandinavië. In sommige najaren vinden kleine invasies plaats van de Noordse goudvink, meestal door gebrek aan bessen in het broedgebied. Van voorjaarstrek wordt meestal weinig gemerkt, het meest nog in maart en begin april.
Op voederplaatsen worden, met name in winterse omstandigheden, graag zonnepitten gegeten.

Verwacht effect klimaatverandering op vogels vastgesteld (bron Sovon)
Van sommige soorten vogels wordt verwacht dat ze achteruitgaan door effecten van klimaatveranderingen, en andere soorten juist vooruitgaan. Onderzoekers hebben nu aangetoond dat deze patronen daadwerkelijk plaatsvinden en zelfs goed voorspelbaar zijn voor het Noordelijk halfrond. Een internationaal team van wetenschappers, onder andere van Sovon Vogelonderzoek Nederland en de Radboud Universiteit Nijmegen, publiceerden hun resultaten op 1 april 2016 in het tijdschrift Science.

Conclusie
Het klimaat in Nederland verandert en die ontwikkeling zal zich de komende decennia voortzetten: we krijgen zachtere winters, warmere voorjaren en de kans op weersextremen (hevige regenbuien, storm) neemt toe. Dit heeft natuurlijk ook grote gevolgen voor vogels. Er kunnen problemen ontstaan als de timing van broeden verandert ten opzichte van de piek in voedselbeschikbaarheid.

* Sovon Vogelatlas van Nederland