Bonte vliegenvanger juli/augustus/september
(Wil de Veer)

De bonte vliegenvanger (Ficedula hypoleuca)
Deze keer besteden we aandacht aan de bonte vliegenvanger. De betekenis van de wetenschappelijke naam is: Het Latijnse woord Ficedula betekent vijgenpikker met witte onderzijde. Hypoleuca is de samenstelling van Grieks  hupo: beneden, en leukos: wit, vanwege de witte onderzijde van de vogel. Het is een zangvogel die behoort tot de familie van de vliegenvangers (Muscicapidae). Nederlandse volksnamen van de bonte vliegenvanger, waarbij de nadruk ligt op de donkere kop en rug van het mannetje van de Noord-Europese populatie, zijn o.a. zwartkupke, zwartkopvliegenvanger en klein tuinekstertje. De Midden-Europese vaalbruine populatie noemt men o.a. zwartgrauwe vliegenvanger.

Muscicapidiae: Vliegenvangers. Meestal kleine insectenetende vogels; Zeer variabel gekleurd, sommige fel en opvallend, andere zeer onopvallend en vaal. Meestal in bomen en struiken levend. Sommige soorten hebben welluidende zang, maar meeste hebben scherpe roepjes en zwakke monotone zang. Komen voor in grote delen van de Oude Wereld (Michael Walters - Vogels van de wereld)

Net als alle andere vogels die van nature in het wild in Nederland voorkomen zijn bonte vliegenvangers beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn. De bescherming van deze soort is in Nederland geregeld in de Wet natuurbescherming (ingaande 1 januari 2017). Deze nieuwe wet vervangt drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Met één wet en minder regels wordt het makkelijker om de wet toe te passen.

De bonte vliegenvanger is beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn en de Wet natuurbescherming. Voor deze soort zijn in Nederland geen Natura 2000-gebieden aangewezen.
De Staat van Instandhouding van de gekraagde roodstaart als broedvogel in Nederland is gunstig.
De Staat van Instandhouding van de gekraagde roodstaart als niet-broedvogel in Nederland is onbekend.


Herkenning
De bonte vliegenvanger is een compacte vogel, ongeveer 12-13,5 cm groot, met een spanwijdte van 21-24 centimeter en een gewicht van 9-15 gram.
De kleur is nogal variabel met ook nog eens een onderscheid in een noordelijke en zuidelijke populatie. De keel en buik van het mannetje van de noordelijke populaties zijn helderwit van kleur evenals de witte vleugelvlek en een kleine dubbele witte vlek boven de snavel. De rest van het verenkleed is zwart in prachtkleed, of meer bruingrijs. Het mannetje is donkerder van kleur dan het vrouwtje dat meer bruin is. Bij de zuidelijke populatie zoals die voorkomt in Nederland zijn de mannetjes niet zwart maar bruingrijs en soms moeilijk van vrouwtjes te onderscheiden, zeker na de ruiperiode. Een indicatie dat het een mannetje betreft is de kleine witte vlek op het voorhoofd.
Zang kan verwisseld worden met die van de gekraagde roodstaart.
Jagen gebeurt vanaf een uitkijkpost. De bonte vliegenvanger maakt meestal, zoals alle vliegenvangers, korte jachtvluchten om vliegende insecten te vangen. Als voedsel komen in hoofdzaak in aanmerking insecten zoals vliegen, muggen, vlinders en libellen. Op de grond worden oorwurmen en sprinkhanen gevangen. Op voederplaatsen worden meelwormen gegeten.


Voorkomen
Aantal broedparen in Nederland*: 19.000-23.000 (2013-2015); 14.000-18.000 (1998-2000).
De bonte vliegenvanger is een algemene zomergast. De soort broedt meestal bij open plaatsen in loof- en gemengd bos met natuurlijke holten, bij voorkeur in oude eiken, en in parken en tuinen. Nestelt graag in nestkasten wat de aantallen zeker ten goede komt.
De landelijke populatie van de bonte vliegenvanger is vooral tussen 1984 en 2002 sterk afgenomen. Daarna zijn de aantallen weer toegenomen. Wel zijn er flinke regionale verschillen. Op de zandgronden in Noord- en Oost-Nederland neemt de soort significant toe, maar elders is er sprake van stabilisatie of afname. Bonte vliegenvangers weten zich de laatste jaren goed aan te passen aan de door klimaatverandering veroorzaakte vroegere rupsenpiek in Nederland, doordat ze tegenwoordig eerder terugkeren hebben ze voldoende voedsel als ze jongen hebben. Mogelijke oorzaak van de toename zou ook een verbeterde situatie in het overwinter kwartier kunnen zijn.
Het is een relatief moeilijke soort om te ontdekken doordat ze vaak hoog in de boomkruinen zitten en is dan weinig opvallend. Een goede kennis van de zang is een vereiste om de soort op te sporen.


Broeden en nestelen
De broedvogels komen half april aan in ons land vanuit hun overwinteringsgebied.
Broedt vanaf begin mei en heeft één legsel per jaar. Het legsels bestaat meestal uit 4-7 eieren. Grotere legsels komen soms voor maar zijn dan zeer waarschijnlijk van twee vrouwtjes. Broedduur 12-15 dagen en alleen het vrouwtje broedt, gevoerd door het mannetje.
Het nest, gebouwd door het vrouwtje, is een groot los geconstrueerd komvormig bouwsel van bladeren, gras, dunne bastreepjes en mos, bekleed met wol en veertjes.
De jongen zitten 13-16 dagen in het nest (soms iets langer) en worden door beide ouders verzorgd. Na het uitvliegen blijven de vogels zo’n 8-10 dagen in de omgeving van het nest, om daarna meestal de broedplaats te verlaten.
Het komt regelmatig voor dat de mannetjes van de bonte vliegenvanger nadat ze gepaard hebben iets buiten het territorium door hun zang weer een vrouwtje proberen te lokken om ook met haar te paren. Het mannetje voert het broedende vrouwtje onregelmatig en soms helemaal niet, vooral als het mannetje inderdaad een tweede territorium heeft waar een ander vrouwtje begonnen is met eieren leggen. Het mannetje voert wel de jongen in het eerste nest en pas als die uitgevlogen zijn, de overgebleven jongen van het tweede nest. Dit fenomeen staat bekend als polygynie en is afkomstig van de Griekse woorden poly (= veel) en gynie (= vrouwen). De Nederlandse term luidt veelwijverij.
Bonte vliegenvangers zijn holenbroeders, die ook graag gebruik maken van nestkasten. Omdat de soort vrijlaat uit Afrika terugkomt moet er nogal eens slag worden geleverd met bijvoorbeeld mezen om een goede nestholte of nestkast te veroveren.
Om ze daarbij bij ons nestkastenproject te helpen monteren wij aan het eind van het broedseizoen een afdekplaatje voor de opening van enkele nestkastjes, en verwijderen dat rond half maart, zodat er voldoende gelegenheid is om in te gaan broeden als de vogels weer terugkomen. Dit werkt perfect en ook een soort als de gekraagde roodstaart profiteert hiervan omdat die eveneens later in ons land arriveert. Beide soorten zijn vaak trouw aan de broedplaats en keren terug naar de omgeving van het jaar ervoor. Ze gebruiken vaak hetzelfde nestkastje als het jaar daarvoor.

 

 

Buiten broedtijd
De Nederlandse broedvogels arriveren zoals eerder vermeld vanaf half april. Doortrek van noordelijke vogels (de mannetjes soms herkenbaar aan dieper zwart verenkleed) treedt vooral eind april en in de eerste helft van mei op.
De eigen broedvogels vertrekken vermoedelijk in juli en augustus. Vooral eind augustus en eerste helft september trekken wederom noordelijke vogels door. Op de Waddeneilanden zijn tijdens trekgolven soms duizenden bonte vliegenvangers aanwezig. De Nederlandse bonte vliegenvangers trekken in zuidelijke tot zuidwestelijke richting weg. Daarbij doorkruisen ze Frankrijk en het Iberisch Schiereiland. De doortrek naar hun overwinteringsgebied in West-Afrika vindt ’s nachts plaats in de periode vanaf eind juni tot half oktober.

Verwacht effect klimaatverandering op vogels vastgesteld (bron Sovon)
Van sommige soorten vogels wordt verwacht dat ze achteruitgaan door effecten van klimaatveranderingen, en andere soorten juist vooruitgaan. Onderzoekers hebben nu aangetoond dat deze patronen daadwerkelijk plaatsvinden en zelfs goed voorspelbaar zijn voor het Noordelijk halfrond. Een internationaal team van wetenschappers, onder andere van Sovon Vogelonderzoek Nederland en de Radboud Universiteit Nijmegen, publiceerden hun resultaten op 1 april 2016 in het tijdschrift Science.

 

 

Conclusie
Het klimaat in Nederland verandert en die ontwikkeling zal zich de komende decennia voortzetten: we krijgen zachtere winters, warmere voorjaren en de kans op weersextremen (hevige regenbuien, storm) neemt toe. Dit heeft natuurlijk grote gevolgen voor vogels. Er kunnen problemen ontstaan als de timing van broeden verandert ten opzichte van de piek in voedselbeschikbaarheid.